Met al meer dan 1,3 miljoen mensen doden wereldwijd, waarvan 15.000 in België, beheerst corona ons doen en laten. Wat ongeziene en ongekende proporties lijkt aan te nemen, is lang niet de eerste epidemie die we in onze streken hebben meegemaakt.
De razendsnelle en wereldwijde verspreiding van het coronavirus doet vergeten dat infectieziekten tot 100 jaar geleden nog de voornaamste doodsoorzaken waren. Professor Isabelle Devos zet corona in historisch perspectief.
Dodelijke golven van pest tot Spaanse griep
Epidemieën zijn van alle tijden, maar qua dodentol zijn ze onvergelijkbaar met COVID-19, stelt Devos, historisch demograaf, verbonden aan de vakgroep Geschiedenis en coördinator van het UGent-Queteletcentrum. Dat expertisecentrum faciliteert dergelijk onderzoek naar onder andere demografische ontwikkelingen. “In de middeleeuwen maakte vooral de pest veel slachtoffers. Tijdens de Zwarte Dood van 1348-’51 werd zelfs een vierde van onze bevolking uitgeroeid en de samenleving compleet ontwricht.” Ook nadien werden we vrijwel elk decennium door een grote of kleine pestgolf getroffen. Pas op het einde van de jaren 1660 teisterde de pestbacterie voor het laatst onze streken.
Op basis van de Stream- en Hissterdatabanken van het Queteletcentrum stelde Devos vast dat ook andere infectieziekten zoals pokken, dysenterie, tyfus, cholera op regelmatige tijdstippen voor een zware uitbraak zorgden. Tijdens de cholera-epidemie van 1866 vielen in ons land zo’n 43.400 slachtoffers. Een epidemie ging toen ook vaak gepaard met een oorlog of een misoogst, waardoor de ziekte zich sneller kon verspreiden en genadeloos slachtoffers kon maken. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog brak de Spaanse griep uit en die maakte wereldwijd minstens tien miljoen doden, en volgens sommigen zelfs honderd miljoen. In België werd toen geschat dat het virus zo’n 20.000 slachtoffers maakte, maar op basis van nieuwe gegevens gaat Devos uit van het dubbele tot driedubbele.
Middeleeuwse quarantaine
De verdwijning van epidemieën zoals de Zwarte Dood en de Spaanse griep blijven tot op de dag van vandaag een raadsel. “Toenemende immuniteit van de bevolking en virusvarianten die minder snel verspreiden zijn mogelijke oorzaken”, zegt Devos. “Maar ook het effect van goede preventiemaatregelen valt niet uit te sluiten. De coronamaatregelen waarop we nu noodgedwongen terugvallen, aangezien er nog geen geneesmiddel of vaccin is, zijn immers al eeuwenoud. Mondmaskers, quarantaine, isolatie van zieken, gezondheidspaspoorten en samenscholingsverboden, het zijn middelen die we al sinds de middeleeuwen gebruiken zodra er een dodelijke ziekte de kop opsteekt.”
Devos onderzoekt niet alleen welke ziekten vroeger heersten, hoe die werden bestreden, maar vooral ook welke groepen werden getroffen. Door in kaart te brengen wat er in het verleden gebeurde, krijgt ze inzicht in wie de kwetsbare groepen waren en hoe met zorg, hygiëne en medische kennis werd omgegaan. En dat blijkt naargelang de periode en de ziekte sterk te verschillen.
Epidemie als grote gelijkmaker?
Niet iedereen liep evenveel risico om aan een epidemie te overlijden. Zo maakte de Zwarte Dood geen groot onderscheid naargelang de leeftijd, maar de latere pestgolven troffen dan weer vooral volwassenen en ouderen. In de negentiende eeuw sloeg cholera toe onder alle leeftijdsgroepen, maar meer onder jonge kinderen en ouderen tijdens de grote epidemie van 1866. Tijdens de Spaanse griep waren het jonge volwassenen die de hoogste prijs betaalden, terwijl het nu bij COVID-19 de alleroudsten zijn. Wat gender betreft, zijn de onderzoeksresultaten meer eenduidig: mannen blijken het meest kwetsbaar.
Op de vraag of een epidemie de grote gelijkmaker tussen arm en rijk is, zijn de meningen verdeeld. “Volgens sommige onderzoekers zou de uitzonderlijk hoge sterfte bij de Zwarte Dood voor een herverdeling van de welvaart hebben gezorgd. Anderen wijzen dan weer op de grote ellende en de cyclus van armoede waarin veel huishoudens terechtkwamen”, aldus Devos. Het recente onderzoek dat zij en haar team voerde over de cholera-epidemie van 1866 in Brussel, op basis van diverse databanken van het Queteletcentrum, duidt alvast aan dat de epidemie zich erg selectief manifesteerde. Verhoudingsgewijs trof de epidemie de arme huishoudens veel vroeger en harder dan de meer welvarende.
Ook recent onderzoek over corona suggereert voorlopig dat het virus niet de grote gelijkmaker is die iedereen op dezelfde manier treft. Integendeel. De epidemie maakt de ongelijkheid juist heel zichtbaar. Sociale ongelijkheid zie je immers niet alleen in het leven, maar ook in de dood.
Sociale Ongelijkheid in sterfte
In dat licht lanceerde Devos, samen met haar collega’s van het Queteletcentrum en het Antwerpse Centrum voor Stadsgeschiedenis, recent het citizen science of burgerwetenschapsproject S.O.S. Antwerpen. Met de hulp van vrijwilligers transcriberen en analyseren zij het unieke doodsoorzakenregister van de stad Antwerpen.
Dat handgeschreven register bevat de gegevens van alle mensen die tussen 1820 en 1946 in de stad overleden. Naast de doodsoorzaak staan de leeftijd, geslacht, beroep, en allerlei andere persoonlijke informatie genoteerd, voor bijna een half miljoen personen. Op basis daarvan zal het mogelijk zijn om de gezondheidsverschillen tussen mannen en vrouwen, jong en oud, arm en rijk doorheen de tijd te bestuderen. Het is dus niet alleen voor Antwerpenaren interessant.
Ondertussen zijn al zo’n 500 vrijwilligers aan de slag, maar extra hulp is nog welkom. Wie nog op zoek is naar een zinvolle activiteit die je in coronatijden binnenshuis kan doen, kan alle informatie vinden op www.sosantwerpen.be.
Corona in context: grensverleggend onderzoek
Het onderzoek naar epidemieën en andere gebeurtenissen uit het verleden heeft nood aan harde informatie en betrouwbare historische data. Om aan de groeiende vraag te beantwoorden, riep de UGent het Queteletcentrum in het leven. Het expertisecentrum is gespecialiseerd in historisch cijfermateriaal en helpt zowel onderzoekers als het brede publiek bij het gebruik hiervan. Het centrum beschikt over diverse grote databanken met unieke gegevens over de bevolking, economie, landbouw, huisvesting, ruimtelijke inrichting, bezitsverhoudingen, institutionele organisatie en andere thema’s uit het Belgische verleden van 1500 tot circa 2000.
Het Queteletcentrum bevordert het gebruik van deze onderzoeksgegevens, helpt om data op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te gebruiken en stimuleert interdisciplinaire samenwerking.
Lees ook
Judith of niet? Deze UGent’ers gingen op zoek naar de eerste gravin van Vlaanderen
Het Verhaal van Vlaanderen wist het zeker: in de doos die net opgediept was uit het erfgoeddepot van de Stad Gent zaten de overblijfselen van de enige echte Judith, de oermoeder van de graven van Vlaanderen. Maar was dat wel zo?
Middeleeuwse vrouw aan de haard? Helemaal niet, weet deze podcast
Vrouwen kwamen er in de middeleeuwen niet aan te pas. Of dat is toch het algemene beeld dat velen daarover hebben. Hoog tijd om dat idee naar de vergeetput te verwijzen, vonden Julie, Els en Lisa.
Hoe een onbeduidende kaart plots een Vlaams Topstuk wordt
In zijn historisch onderzoek kwam archeoloog Jan Trachet vaak in contact met een kaart van de Brugse Vrije (1571) geschilderd door Pieter Pourbus. Hij merkte de accuraatheid van de kaart op en ging gedreven op zoek naar de geheimen van de kaart.
Bomen en granaten: een verhaal van veerkracht van de natuur
Wat als bomen konden praten? Zo nu en dan gebeurt het. Zo vertelt een 250-jarige eik uit het kasteelpark van Elverdinge nabij Ieper meer over de Eerste Wereldoorlog.