Piekeren doen we allemaal wel eens. Het kan zelfs goed zijn voor onze mentale huishouding, zegt professor Ernst Koster (vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie). Maar het kan ook uit de hand lopen.
Dit artikel werd voor het eerst gepubliceerd in mei 2018. De geïnterviewde werd opnieuw gecontacteerd voor een actuele stand van zaken in juni 2023.
Hoe zou u piekeren definiëren?
‘De kern is: repetitief nadenken over problemen of negatieve zaken. Je hebt enerzijds angstig piekeren, dat typisch over de toekomst gaat: Wat als mijn baas ontdekt dat ik fouten heb gemaakt, wat als er iets gebeurt met mijn kinderen? Anderzijds heb je het meer depressieve piekeren, dat het verleden blijft herkauwen: Hoe komt het toch dat mijn relatie mislukt is, waarom moet mij dit toch overkomen? Beide vormen van piekeren hangen overigens samen. Een scherpe scheidingslijn is er niet: vaak gaan angstig en depressief piekeren hand in hand.’
Piekeren is dus iets negatiefs?
‘Op zichzelf eigenlijk niet. Piekeren kan een heel logische reactie zijn op een probleem dat je hebt. Het kan je ertoe aanzetten om er iets aan te doen. Mensen die nooit piekeren en nergens bij stilstaan, hebben een gebrek aan zelfreflectie. Donald Trump is een voorbeeld dat spontaan bij me opkomt (lacht). En als je verkeerde dingen hebt gedaan en daar geen negatieve gedachten bij hebt, kom je dicht bij het nare spectrum van de psychopaat. Piekeren is dus tot op zekere hoogte een normaal proces. Het helpt je om na te denken over je fouten zodat je ze in de toekomst kunt vermijden, of om potentiële bedreigingen te zien en daarop te anticiperen. Maar het kan wel uit de hand lopen. Dat leidt tot rumineren: onophoudelijk blijven herkauwen, blijven hangen in de focus op negativiteit, zonder dat je stappen zet om problemen op te lossen. Je krijgt dan gedachten als: Wat als ik me altijd zo rottig blijf voelen. Dat belet je juist om dingen te veranderen.’
Waarom doet u eigenlijk onderzoek naar piekeren?
‘Piekeren is een van de risicofactoren voor angststoornissen en depressies, zeker als je er niet mee kunt stoppen. Daar doen wij basisonderzoek naar. We kijken naar het cognitief functioneren van mensen, dus de manier waarop ze denken. Hoe denken mensen na over de toekomst, hoe verwerken hun hersenen informatie? Hoe richten ze hun aandacht op hun omgeving, hoe interpreteren ze wat ze zien en meemaken, kunnen ze controle uitoefenen op de manier waarop ze denken? Het gaat dus zowel over de inhoud als over het denkproces zelf. Depressie is een belangrijk onderdeel van ons onderzoek. Maar piekeren komt ook voor bij mensen die geen klinische depressie hebben. Ook bij hen kan het de levenskwaliteit aantasten. Daar doen we dus ook onderzoek naar.’
Zijn sommige mensen vatbaarder voor piekeren?
‘Bij sommige mensen kun je inderdaad spreken van piekeren als de default option. Piekeren is dan een vrij stabiele trek. Vaak hangt het samen met de specifieke situatie waarin je verkeert. Wie in een echtscheiding zit, zal uiteraard meer piekeren. Het is dan gewoon een logische reactie op gebeurtenissen, net zoals een depressie ook een logische reactie kan zijn op een heel moeilijke situatie.
Recent zijn we een onderzoek gestart naar mensen die plots werkloos geworden zijn. In zo’n situatie ga je nadenken over je identiteit, je financiële situatie enzovoort. We willen onder meer nagaan of we kunnen voorspellen wie op zo’n moeilijke situatie wat constructiever gaat reageren en wie niet. Wie heeft de neiging om weg te zinken in negatieve gedachten? Wie ontwikkelt een zekere mate van cognitieve controle om die negatieve gedachten stop te zetten? De ene mens denkt al na twee mislukte sollicitaties, het heeft toch geen zin, ik ga sowieso niks vinden. Iemand anders kan denken: Dit is een rottige situatie, maar misschien ook een kans om mezelf opnieuw uit te vinden.
Het onderzoek is nog maar net begonnen – veel kan ik er nog niet over zeggen. Maar het is de bedoeling om voorspellende elementen te definiëren die bepalen of iemand al dan niet constructief kan omgaan met stressoren. Met andere woorden: welke mechanismen zorgen ervoor dat sommige mensen het piekeren kunnen stopzetten?’
Hebt u al een idee?
‘Heel in het algemeen kun je een aantal strategieën bedenken om ervoor te zorgen dat piekeren niet uit de hand loopt. Een belangrijke tegenstelling is bijvoorbeeld abstract versus concreet denken. Piekeren is een manier om stil te staan bij vervelende situaties en lessen te trekken uit je fouten. Maar dan moet het denkwerk wel concreet genoeg zijn. Neem nu een echtscheiding. Je kunt denken: Dit is afschuwelijk, waarom moet mij dit nou overkomen, dit heb ik nooit gewild. In dat soort gedachten zit weinig dat je kan helpen om het voortaan anders aan te pakken. Maar je kunt ook denken: Wat had ik anders kunnen doen? Hoe zorg ik ervoor dat ik in het vervolg niet op dit punt beland?'
Een tweede tegenstelling is het denken over je emoties. Gebeurt dat gedifferentieerd of juist niet? Denken dat je je rot voelt, geeft weinig aanleiding tot een betere analyse. Maar je kunt ook differentiëren: ik voel me alleen, in de steek gelaten, misschien ook wat teleurgesteld in mezelf. Van daaruit kun je veel meer gefocust nadenken over wat je eraan kunt doen. Voel je je alleen, dan kun je bijvoorbeeld vaker afspreken met vrienden.
Tot slot: heel veel onderzoek geeft aan dat het perspectief waarmee je over jezelf nadenkt van belang is. De neiging is uiteraard groot om over jezelf na te denken in de eerste persoon. Maar je kunt er ook voor kiezen om over jezelf in de derde persoon te denken. Dat schept meer afstand, wat je helpt om de situatie beter te analyseren. Ook dat helpt om de negatieve emoties wat te milderen en wat meer probleemoplossend te denken.’
Gemakkelijker gezegd dan gedaan, allemaal.
‘Misschien wel. Maar zeker voor wie heel veel last heeft van piekeren, is er eerst een stukje bewustwording nodig: wanneer zink ik weg in problematische denkpatronen? Van daaruit kun je dan op een andere manier gaan sturen. Maar het klopt wel dat er meer nodig is.
Een eerste stap is bewustwording van de manier waarop je je aandacht richt. Trainingen kunnen helpen om je bewust te maken van hoe je aandacht aan je omgeving besteedt. Dat proces is bepalend voor hoe je je voelt. Het klassieke voorbeeld is een speech die je voor collega’s geeft. Terwijl je praat, krijg je vaak heel ambigue informatie. Eén collega lijkt positief te zijn, een andere zendt negatieve signalen uit. Ben je eerder gevoelig voor negatieve signalen, dan zul je geneigd zijn om alleen naar die negatieve collega te kijken. Je denkt dan: waarschijnlijk vindt hij mijn praatje niet echt zinnig. Zodat je onzeker en zenuwachtig wordt en je praatje inderdaad wat minder zinnig overkomt. En achteraf is het dat wat je je herinnert.
Met andere woorden: processen in de vroege verwerving van informatie kunnen bepalend zijn voor onze herinneringen achteraf. Het idee is om dat soort processen vroeg bij te sturen door heel gerichte trainingen. Daarin leer je om je wat sneller te oriënteren op positieve zaken en word je je ook beter bewust van de manier waarop je informatie verwerkt.’
Hoe gaat dat in zijn werk?
‘We hebben onder meer een onderzoek gedaan met woordenreeksen die mensen op een computerscherm te zien kregen. Door de oogbewegingen te monitoren, merken we dat sommige mensen automatisch blijven hangen bij de negatief geladen woorden, zelfs als ze de opdracht krijgen om een positieve zin te vormen. Maar door de positieve woorden te laten oplichten als ze ernaar keken, konden we die negatieve voorkeur afzwakken. Op die manier konden ze die spiraal doorbreken.
Natuurlijk zal zo’n computerprogramma alleen er niet voor zorgen dat je geen depressie krijgt. Maar het is wel een oefening die je gemakkelijk online kunt doen en die een waardevolle aanvulling kan zijn voor de klassieke psychotherapeutische behandeling. Mensen met een depressie hebben sowieso vaak concentratie- en geheugenproblemen. Daardoor hebben ze het soms moeilijk om verbale informatie – wat psychotherapie toch is – tot zich te laten doordringen. Als je de automatismen van het piekeren kunt ombuigen, bijvoorbeeld door gerichte interventies als onze computertraining, zie je dat de proefpersonen wat meer openstaan voor positieve of nieuwe informatie. Dat kan helpen om de psychotherapie beter te doen aanslaan.
Een andere training die effect lijkt te hebben, is geheugentraining. Daarbij gaan we het geheugen van de proefpersonen heel sterk belasten. Ze moeten taken uitvoeren waarbij hun werkgeheugen heel snel informatie moet opnemen. Zolang ze zich op die taak concentreren, zien we dat het piekergedrag vermindert. En die effecten zijn blijvend: ook drie maanden na de training, bleek deze groep minder te piekeren dan de controlegroep die geen training had gekregen.’
Dus het werkt?
‘Niet in de zin dat we met zijn allen aan de computertraining moeten gaan. Maar ons onderzoek is wel erg hoopgevend voor een aantal kwetsbare populaties. Onder meer mensen die vroeger al een depressie hebben meegemaakt, hebben een hoger risico op een nieuwe depressie. Ze hebben ook meer de neiging om te piekeren. Bij hen lijkt onze computertraining zinnige effecten te hebben.’
Lees ook
Vrienden voor het leven: hoe vriendschappen ons gezonder maken
Onderzoek wijst uit dat mensen met een goed sociaal netwerk gelukkiger, gezonder en langer leven. Maar een druk sociaal leven staat niet per se gelijk aan een goed sociaal leven. Stressexpert en professor Marie-Anne Vanderhasselt neemt het effect van vriendschap op stress onder de loep.
Wat als je partner weinig of geen emoties deelt?
Emoties delen zorgt voor intimiteit. Zelfhulpboeken delen daarom kwistig tips om emoties te leren uiten. Maar wat als je partner weinig of geen emoties deelt? Volgens postdoctoraal onderzoeker Laura Sels hoeft dat niet per se een probleem te zijn.
Hoe kleine zebravissen de wetenschap vooruithelpen
Met 15.000 zijn ze, de zebravissen in de Core Zebrafish Facility Ghent op de site van UZ Gent. Ze worden er in de beste omstandigheden gekoesterd en verzorgd als proefdier door de onderzoekers van het Centrum Medische Genetica.
“Het werk aan studentenwelzijn is nooit af”
Studentenwelzijn is meer dan ooit een uitdaging voor universiteiten. Onder meer monitoraten, studiebegeleiders en studentenpsychologen staan aan de UGent klaar om studenten op te vangen. Maar het verhaal is ruimer dan dat en belangrijker: nog steeds groeiende.