In topsport is het al helemaal ingeburgerd, maar ook amateursporters gebruiken steeds vaker technologie om hun sportprestaties te verbeteren of om blessures te voorkomen. Sporttechnologie zit overal, maar er zijn valkuilen.
Je opent de app store van je telefoon en het is meteen duidelijk: er zijn duizenden apps die je helpen om gewicht te verliezen, je conditie op peil te krijgen of sportdoelen te bereiken. Tel daar nog de talloze smartwatches, hartslagmeters, fiets-gps’en… bij en het mag duidelijk zijn: sporttechnologie is booming business. Alleen doen ze in sommige gevallen meer kwaad dan goed of werken ze gewoon niet. Sportinnovatie-expert Kristof De Mey, die gespecialiseerd is in sporttechnologie, wil dat probleem aanpakken.
Samengevat: drie dingen om op te letten bij sporttechnologie:
- Wil je gewicht verliezen of vaker sporten? Wees voorzichtig met prestatiegerichte apps en laat je door een professional begeleiden.
- Ben je een prestatiejunk? Apps zijn oké, maar vergeet niet naar je lichaam te luisteren.
- Let op met wearables van minder bekende merken. De data die je daarop afleest kunnen helemaal fout zijn. Het duidt misschien wel juist aan hoeveel stappen je hebt gezet, maar kan volledig de mist ingaan als het over intense inspanning of slaap gaat.
Wat is sporttechnologie?
First things first, want wat is sporttechnologie precies? Kristof: “Zoals het woord zelf zegt, is dat technologie die bedoeld is om de sport te ondersteunen.” Wat daaronder valt, is heel breed. “Dat gaat van alles wat met teamsporten te maken heeft en hoe een ploeg moet spelen om de beste resultaten te behalen, tot wat je kan doen om je lichaam een handje te helpen en hoe je het snelst kan revalideren.”
Beter trainen en blessures vermijden
Aan de UGent focust het consortium Victoris, dat Kristof leidt, zich vooral op de categorie van de sportprestaties. De wetenschappers doen onderzoek naar biomechanische parameters (die zeggen iets over wat je lichaam doet bij een beweging en welke impact die beweging heeft), trainingsmethoden en hulpmiddelen voor revalidatie en blessurepreventie.
Ze werken aan vernuftige technologieën. “Zo ontwikkelen we nu een applicatie gelinkt aan een sensor die lopers rond hun scheenbeen dragen. Die meet hoe groot de schokken zijn tijdens het lopen. Lopers krijgen die informatie in realtime, terwijl ze aan het lopen zijn, via muziek op de koptelefoon. Wil een loper blessures vermijden? Dan past die zijn of haar loopstijl aan op basis van het geluid dat hij of zij hoort. Het systeem werkt als een oude radio. Lopen met minder belasting leidt tot zuiverdere klank in de oren.”
Omgekeerd effect en gevaar voor blessures
Dat de academische wereld zich stort op technologie en het niet alleen aan de private sector overlaat, is een goede zaak. “We zien dat er ook heel wat applicaties zijn die schade kunnen aanrichten. Iedereen kan bij wijze van spreken een applicatie op de markt brengen.”
Vooral applicaties die moeten helpen om gewicht te verliezen, je conditie op peil te krijgen en je sportdoelen te bereiken, kunnen gevaarlijk zijn. “Die apps zijn prestatiegericht. Voor sporters die kicken op prestaties kan dat werken, maar voor iemand die van niets naar fysiek actief wil evolueren, heeft dat vaak een omgekeerd effect. Zij kunnen die prestaties niet volgen, waardoor ze sneller afhaken en opnieuw bij nul staan. Dan werkt het eerder demotiverend.”
Maar ook voor prestatiejunks sluimert er een gevaar. “De digitale medailles en trofeeën zetten je ertoe aan om telkens meer en meer te sporten, zonder rekening te houden met wat je lichaam nodig heeft. Zo ontwikkel je blessures en doe je op lange termijn meer kwaad dan goed.”
Geen gestandaardiseerd kader
Voor Kristof is er ook een breder probleem. De sector van de sporttechnologie is een soort jungle, vindt hij. “De markt is ongereguleerd en eigenlijk weet je niet wat de kwaliteit is van de technologie die je aanschaft.” Met andere woorden: de hartslagmeter van je sporthorloge kan eigenlijk eender wat aanduiden. “De grote merken zijn zelf wel bezig met onderzoek, maar in principe brengen zij uit wat ze willen. Er is nood aan een bindend kader waarbinnen technologie-ontwikkelaars kunnen werken. Daar heb ik met een aantal experten aan gewerkt.”
Dat wil niet zeggen dat alle apps en wearables potentieel gevaarlijk zijn, benadrukt de business developer. “Als je een sporthorloge koopt om je aantal stappen of je sportprestaties bij te houden, doe je daar in principe weinig mis mee zolang je het niet voor medische doeleinden gebruikt en je op een gezonde manier sport. Wil je je sportniveau naar een volgend niveau tillen? Dan laat je je beter ook door een professional begeleiden.”
Data vs. buikgevoel
Ook in de topsport is sporttechnologie alom aanwezig. “Het gaat zelfs zo ver dat het grootste deel van de tijd van sportcoaches naar technologie gaat. Dat kan het analyseren van videobeelden zijn, of het analyseren van hartslagen, hoeveel ze gelopen of gesprint hebben. Die ‘data athlete management systems’, software die alle data bij elkaar brengt, zijn de laatste jaren deel van de sport geworden.”
Toch is nog niet iedereen overtuigd. “Zeker in topsport spelen ervaring en buikgevoel nog een heel grote rol. En eerlijk? Ik begrijp de twijfel”, geeft De Mey toe. “De wetenschap staat nog niet zo ver dat we voor elk type technologie zwart-op-wit kunnen bewijzen dat we prestaties kunnen verbeteren of dat teams meer kunnen winnen. De link tussen al die data moet nog gelegd worden om tot dat punt te komen.”
Om tot dat punt te komen, is er meer onderzoek, innovatie en samenwerking tussen wetenschap, sport en bedrijven nodig. “Dat maakt het zo’n interessante tijd om bezig te zijn met sporttechnologie. Als je ziet hoe hard die veranderd is de laatste tien jaar, kunnen we alleen maar in spanning afwachten wat de toekomst brengt.”
Dr. Kristof De Mey is kinesitherapeut en manueel therapeut. Hij is gespecialiseerd in 'sports technology' en is innovation & business developer.
Lees ook
UGent-onderzoekers ondersteunen Olympische pisterenners: optimaal presteren dankzij sensoren en AI
Als de Belgische baanwielrenners op de komende Olympische Spelen naar een medaille knallen, dan is dat niet enkel het resultaat van topsport, maar ook van toponderzoek. Een groep onderzoekers van het IDLab van UGent-imec ondersteunt onze pisterenners met behulp van artificiële intelligentie (AI).
Sportpsycholoog Els Snauwaert begeleidt atleten op de Olympische Spelen: “Ook topsporters kunnen onzeker zijn”
De mentale gezondheid van sporters stond nooit eerder zo hard in de belangstelling. Sportpsycholoog en UGent-alumna Els Snauwaert gaat binnenkort naar de Olympische Spelen in Parijs om de Belgische sporters in het zeilen, roeien, gewichtheffen en atletiek te begeleiden.
Gents docolab jaagt mee op doping tijdens Olympische Spelen
De dopingcontroles tijdens de komende Olympische en Paralympische Spelen hebben ook een Gents randje. Het dopingcontrolelab van de UGent, kortweg DoCoLab, stuurt een team onderzoekers naar Parijs om de vele duizenden stalen te helpen controleren. Een van hen is Peter Van Eenoo, hoofd van het lab, professor en koersfan: “Veel vrije tijd zullen we niet hebben, maar ik hoop toch iets van het wielrennen te kunnen meepikken (lacht).”
Hoe nieuwe hockeybal duizenden liter water per wedstrijd bespaart
Jaarlijks zijn er miljoenen liter water nodig om op één bewaterd hockeyveld te spelen. Dat maakt de sport duur, niet duurzaam en ontoegankelijk. Een uitdaging voor professor Dagmar D’hooge en zijn team van de faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur.